Translation meaning & definition of the word "adapt" into Dutch language

verb

1. Make fit for, or change to suit a new purpose

• "Adapt our native cuisine to the available food resources of the new country"

synonym:
• adapt
,
• accommodate

1. Geschikt maken voor of veranderen voor een nieuw doel

• "Onze inheemse keuken aanpassen aan de beschikbare voedselbronnen van het nieuwe land"

synoniem:
• aanpassen
,
• accommodatie

2. Adapt or conform oneself to new or different conditions

• "We must adjust to the bad economic situation"

synonym:
• adjust
,
• conform
,
• adapt

2. Zich aanpassen of zich conformeren aan nieuwe of andere voorwaarden

• "We moeten ons aanpassen aan de slechte economische situatie"

synoniem:
• aanpassen
,
• conform

Examples of using

A sober-minded man adapts himself to outward things; a reckless man tries to adapt outward things to himself. That's why progress depends on reckless people.

Een nuchtere man past zich aan uiterlijke dingen aan; een roekeloze man probeert uiterlijke dingen aan zichzelf aan te passen. Daarom hangt vooruitgang af van roekeloze mensen.

Tom will adapt quickly.

Tom past zich snel aan.

Why don't you adapt your way of life to circumstances?

Waarom pas je je manier van leven niet aan de omstandigheden aan?

The young adapt to change easily.

De jongen passen zich gemakkelijk aan om te veranderen.

He couldn't adapt to new circumstances.

Hij kon zich niet aanpassen aan nieuwe omstandigheden.

I am slow to adapt myself to new circumstances.

Ik pas me langzaam aan nieuwe omstandigheden aan.

Some plants cannot adapt themselves to the cold.

Sommige planten kunnen zich niet aanpassen aan de kou.

It is hard to adapt this story for children.

Dit verhaal is moeilijk aan te passen voor kinderen.

Why don't you adapt your way of life to circumstances?

Waarom pas je je manier van leven niet aan de omstandigheden aan?