Translation meaning & definition of the word "acquit" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "acquit" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Acquit
[Aquit]/əkwɪt/
verb
1. Pronounce not guilty of criminal charges
- "The suspect was cleared of the murder charges"
- synonym:
- acquit ,
- assoil ,
- clear ,
- discharge ,
- exonerate ,
- exculpate
1. Niet schuldig verklaren aan strafrechtelijke vervolging
- "De verdachte is vrijgesproken van de moordaanslagen"
- synoniem:
- vrijspreken ,
- as ,
- duidelijk ,
- kwijting ,
- vrijpleiten ,
- ontlasting
2. Behave in a certain manner
- "She carried herself well"
- "He bore himself with dignity"
- "They conducted themselves well during these difficult times"
- synonym:
- behave ,
- acquit ,
- bear ,
- deport ,
- conduct ,
- comport ,
- carry
2. Gedragen op een bepaalde manier
- "Ze droeg zichzelf goed"
- "Hij droeg zichzelf waardig"
- "Ze hebben zich in deze moeilijke tijden goed gedragen"
- synoniem:
- gedragen ,
- vrijspreken ,
- beer ,
- deporteren ,
- gedrag ,
- comport ,
- dragen