Translation meaning & definition of the word "accident" into Dutch language
Vertaling betekenis & definitie van het woord "ongeluk" in de Nederlandse taal
English⟶Dutch
Accident
[Ongeval]/æksədənt/
noun
1. An unfortunate mishap
- Especially one causing damage or injury
- synonym:
- accident
1. Een ongelukkig ongeluk
- Vooral een die schade of letsel veroorzaakt
- synoniem:
- ongeval
2. Anything that happens suddenly or by chance without an apparent cause
- "Winning the lottery was a happy accident"
- "The pregnancy was a stroke of bad luck"
- "It was due to an accident or fortuity"
- synonym:
- accident ,
- stroke ,
- fortuity ,
- chance event
2. Alles wat plotseling of toevallig gebeurt zonder een duidelijke oorzaak
- "Het winnen van de loterij was een gelukkig ongeluk"
- "De zwangerschap was een meevaller"
- "Het was te wijten aan een ongeval of fortuin"
- synoniem:
- ongeval ,
- beroerte ,
- fortuin ,
- kans evenement
Examples of using
Tom was killed in a hunting accident.
Tom is omgekomen bij een jachtongeval.
She was blinded by the glare of headlights and could not avoid the accident.
Ze werd verblind door de schittering van koplampen en kon het ongeval niet voorkomen.
She ran the risk of having an accident.
Ze liep het risico een ongeluk te krijgen.