Translation meaning & definition of the word "absence" into Dutch language

noun

1. The state of being absent

• "He was surprised by the absence of any explanation"

synonym:
• absence

1. De staat van afwezigheid

• "Hij was verrast door het ontbreken van enige uitleg"

synoniem:
• afwezigheid

2. Failure to be present

synonym:
• absence

2. Niet aanwezig zijn

synoniem:
• afwezigheid

3. The time interval during which something or somebody is away

• "He visited during my absence"

synonym:
• absence

3. Het tijdsinterval waarin iets of iemand weg is

• "Hij bezocht tijdens mijn afwezigheid"

synoniem:
• afwezigheid

4. The occurrence of an abrupt, transient loss or impairment of consciousness (which is not subsequently remembered), sometimes with light twitching, fluttering eyelids, etc.

• Common in petit mal epilepsy

synonym:
• absence
,
• absence seizure

4. Het optreden van een abrupt, voorbijgaand verlies of bewustzijnsstoornis ( die vervolgens niet wordt herinnerd ), soms met lichte spiertrekkingen, fladderende oogleden, enz.

• Vaak bij petit mal epilepsie

synoniem:
• afwezigheid

Examples of using

Tom was normally very reliable and his absence from the meeting was inexplicable.

Tom was normaal gesproken erg betrouwbaar en zijn afwezigheid tijdens de bijeenkomst was onverklaarbaar.

I'm at a loss to explain Tom's absence.

Ik kan Tom's afwezigheid niet uitleggen.

Mary is showing a great deal of concern over her husband's long absence.

Mary maakt zich grote zorgen over de lange afwezigheid van haar man.

He appeared unexpectedly after three years of absence.

Hij verscheen onverwacht na drie jaar afwezigheid.

Nobody noticed my absence?

Niemand heeft mijn afwezigheid opgemerkt?

A Mr West called in your absence.

Een meneer West heeft u gebeld.

Peace is not the absence of violence but the presence of justice.

Vrede is niet de afwezigheid van geweld, maar de aanwezigheid van gerechtigheid.

He suddenly appeared after a three-year absence.

Hij verscheen plotseling na een afwezigheid van drie jaar.

His absence gave birth to all sorts of rumors.

Zijn afwezigheid veroorzaakte allerlei geruchten.

His absence was due to illness.

Zijn afwezigheid was te wijten aan ziekte.

Nobody noticed her absence.

Niemand merkte haar afwezigheid op.

My boss called me down for frequent absence from work.

Mijn baas belde me voor frequente afwezigheid op het werk.

After an absence of seven years, I went home.

Na zeven jaar afwezigheid ging ik naar huis.

Don't say such a thing in her absence.

Zeg zoiets niet tijdens haar afwezigheid.

I was not aware of her absence.

Ik was me niet bewust van haar afwezigheid.

A terrible accident happened in his absence.

Bij zijn afwezigheid gebeurde er een vreselijk ongeluk.

I know the real reason for his absence.

Ik weet de echte reden voor zijn afwezigheid.

I returned home after an absence of two years.

Ik keerde terug naar huis na een afwezigheid van twee jaar.

I returned to my hometown after five years' absence.

Na vijf jaar afwezigheid keerde ik terug naar mijn geboorteplaats.

Please keep me informed of whatever happens in my absence.

Houd me op de hoogte van wat er ook gebeurt tijdens mijn afwezigheid.